Ze kwamen met z’n vieren. Het waren niet vier mannen. Het waren drie mannen en een vrouw. In mijn atelier. Net opgeruimd had ik het.

Mijn werk was bekend. Toch pakte ik het uit. Voor de drie mannen en die ene vrouw. En toen begonnen we te praten over verf. En bindmiddel. En lagen. En onderlagen. En droogtijd. En petroleumessence. En Doerner en wie het nog gebruikte. Of het echt niet meer de krijgen was, de Doerner.

En ik merkte dat ik het gemist had. Het gewone praten over verf. Ogen die een beeld screenen. Die wikken en wegen en conclusies trekken voordat de gedachte al toegeslagen heeft. Het blijven kijken naar het wrek en ondertussen blijven checken of het klopt. Of het echt klopt.

Het beviel me wel.

Het beviel hen ook.

Nu ben ik lid van het Drents Schildergenootschap.