detail van een bijna-af werk
Vandaag realiseerde ik me dat veel van mijn werken te maken hebben met luisteren. Ik heb dat niet zo bedoeld, nu ik ze bij elkaar zet blijkt het zo uit te pakken.
Twee jaar geleden, bij het schilderen van Eva Maria heb ik mezelf beloofd niets meer te hoeven: niet de regels van het schilderen, niet beantwoorden aan de verwachtingen van de buitenwacht, maar mezelf toestaan alles te mogen maken wat er in me op zou mogen komen. Zware kitsch zonder gêne. Engelen zelfs als het nodig zou blijken.
En het was nodig.
Het bleek het begin van klassiek experimenteren. Van de ene kant het aanhalen van de ‘klassieken'(wat zoveel wil zeggen als door Italië reizen met biografiëen van Michelangelo en consorten op schoot), op zoek naar zeggingskracht in de verbeelding en het waarom van die zeggingskracht. Wat ook zoveel wilde zeggen als mijn eigen banaliteiten maar eens bekijken.
Ik ben achter de ezel gaan staan en heb veel uren gewerkt die niet effeciënt waren, heel veel uren van doorwerken, van veel te ver doorgaan en toch weer doorgaan omdat ik met het resultaat echt niet tevreden kon zijn, steeds weer een evenwicht hervinden. Luisterend eigenlijk, naar waar ik het meeste zin in had en kijkend naar de beste werking.
Modern management zou niet aan mij besteed zijn. Ik zou als zwaar onrendabel afgeschreven worden.