Het afgelopen voorjaar besloot ik in een impuls (en door de gegeven omstandigheden) een huis te huren in Frankrijk. Er stond een huis leeg, al een tijdje, en soms wilden de eigenaar het huis wel verhuren, als ze er niet teveel werk aan zouden hebben.
Het huis lag op een heuvel. Er waren kersenbomen in de tuin, een groententuin naast het huis. Uit die tuin mocht je groenten halen. Het huis was de woning geweest van wijlen de moeder van de boer van wie ik huurde. Sinds de jaren vijftig was er weinig aan vernieuwd, behalve dan een inderhaast aangeschafte waterkoker, broodrooster, fornuis en afwasmachine. (Alles uit de dichtbijzijnste supermarkt, zag ik later.) Er was geen WIFI, en de telefoonverbinding zou niet stabiel zijn. Het zou er heel stil en heel rustig zijn. Iets in dit verhaal sprak me zo aan dat ik meteen de beslissing nam zo lang mogelijk te gaan. Ik ben er zeven weken geweest. Te kort.
Ruimte blijkt moeilijk te vangen voor een digitale camera. Bovendien doe ik er niet veel mee, met fotograferen. Maar ik kan vertellen dat het waar is. Dat het huis eenvoudig is. En donker. En koel. Dat de tuin vol molshopen zit, waar je stoelpoten doorzakken. Ik weet nu hoe je kersenclafoutis maakt, en hoe je die uitdeelt als je ergens op bezoek gaat. Ik vond eieren voor mijn deur, haalde bessen bij de tuinierster een km verderop, at de sla uit de moestuin, kreeg wijn zonder etiket van een neef uit Morogues (Menetou Salon) en diefte de tomaten om de paar dagen. Het is waar dat als je s'avonds je lief wilt bellen je het huis uit moet en aan de andere kant van de heuvel moet gaan staan. Mijn mail haalde ik op bij een vriendin uit het dorp (3 km lopen) of bij het café 'Chez les filles', een café van drie vrouwen waar je gewoon cappucino kon bestellen zonder dat iemand er vreemd van op keek. Het is waar dat je op vrijdag biologisch brood kan kopen bij Albert en dat iederéén dat doet en dat iederéén een ruim begrip is, in het dorp. Woensdagochtend: markt in de stad verderop en ook daar vind je iedereen. De weidsheid van de omgeving maakt het mogelijk een netwerk op te bouwen dat vele kilometers beslaat en toch de intimiteit heeft van een straat. Dat is bijzonder.
Ik was er en had de boeken van Knausgård mee. 'Vader", 'Liefde', 'Zoon". Als ik alleen was zat ik s' avonds in de tuin en las de verhalen van een man die zijn eigen leven minutieus beschreven heeft. En daarmee het leven van de anderen. Zijn vader. Zijn oma, zijn broer, zijn geliefden. Het was heerlijk in het geluid van de stilte – vogels, krekels, specht, uil, spreeuwen, zwaluwen, reeën – over het landschap uit te kijken en daar genoeg aan te hebben. Ieder bezoek ontdekte iets anders om genoegen aan te beleven. De eerste gast ontdekte samen met me de winkels, het café, de omgeving en het koken. De tweede gast stippelde allemaal wandelroutes uit die steeds ingewikkelder werden en avontuurlijker en eindigde met een kleine bedevaart van vier dagen naar een Pelgrimsplek in de buurt. De derde gast was verrukt over de botanische ontdekkingen en de oeroude bomen die langs het pad te vinden waren. De gasten daaropvolgend stookten vuurtjes, dronken wijn, zorgden voor de goede gesprekken en konden heerlijk koken…
En daartussendoor bleef ik mijn buitenatelier inrichten, was de kamer een soort van binnenatelier en bleef ik zoeken en poetsen en tekenen en weghalen en weer opnieuw beginnen. Want als ik iets graag wilde in deze periode dan was het wat vele anderen niet willen als ze weg zijn van huis: Ik wilde werken.