We hadden er de boot voor genomen. De kaart erbij gepakt. Moeite voor gedaan. Ijsland wilden we zien, en deze Stephen Chambers. Dagen lang hadden we studenten gezien die zwijgend achter laptop en/of telefoon op een stoel het Biënnale bezoek aan zich voorbij lieten trekken. Hier, in een prachtig gelegen Palazzo kwam een enthousiaste vrouw op ons af, of ze alsjeblieft iets mocht vertellen….Het gesprek ging moeiteloos over van Chambers op de UK, op de Brexit, op het onbegrijpelijke van May, op de badkamer van het Castello, op kunst in het algemeen, op de Biënnale, op Chambers wederom. En ik maar kijken en jaloers zijn.
Stephen Chambers verwoordt dat wat me steeds bezig houdt. Ik viel direct voor zijn platte werken. Deden me denken aan zowel de late middeleeuwen als aan streetlife in Londen . Aan schilderslol en schildersoog. Er was zoveel te zien en te beleven. En het was ons laatste bezoek aan een van inzendingen die deelnemen aan de Biënnale in Venetië.
Zo staat het er:
‘What I hope that I’m trying to do is have an idea and allow it out in a way that is so mine that it can’t be seen as anyone else’s. Because I think that if you paint images and you’re dealing with decoration and narrative, and the other word that is loaded and means different things to different people, beauty, that doesn’t make you stupid. I think that those things can co exist. I think that the cerebral and the seductive can walk hand in hand.”