Dagboek

Aan de Overkant

Het land aan de overkant

Andere oever:

Haar land blinkt in de zon
onbereikbaar ver
maar ze fluistert
duister en dwingend
en ze danst op haar strand

met mijn handen tegen mijn oren
en de deur op slot
drijft ze haar dwarse rozengeur
zachtjes door muren naar binnen.

Ene oever:

Ons leven was één
en mijn hart zong een lied
van zoetheid en overvloed
tot plotseling nieuw water vloeide
en jou uit mijn armen dreef

ik voel hem niet meer
de stroom is te sterk
het water te diep
niet meer dan mijn tranen bereiken zijn oever.

Andere oever:

De aarde beeft en gromt
woedend door de kerf in haar huid
ze toont haar diepe donkere
muil vol rijpe zwarte humus
en woekerende groei.

mijn verre vrouw roept mij niet meer
ze drukt een kind aan haar borst
en ik vecht mij eenzaam
een doel in het leven.

Ene oever:

Het leven jaagt voort
jong wordt oud en gaat dood
nieuwe rijen nemen hun plaats,
worden oud, gaan dood
met altijd hetzelfde verlangen

naar een brug hoog boven het water
waar ik jou vind en jij mij
maar de droom ontglipt
naar haar nachtelijk rijk.

Andere oever

Het levend begraven
argeloze jongetje huilt weer
ik haal hem naar huis
geduldig leert hij mij ademen
de wind waait zonder zorgen

en mijn brug spant de boog
van oever tot oever
sierlijk genoeg voor jouw schoonheid
en sterk genoeg voor het geluk.
Ene oever

De nacht is voorbij en de stroom
streelt mijn voeten
ik ben water, boom en vis
de wereld spreekt helder
– niemand is ooit alleen –

alleen in ons hoofd is een andere oever
kom in mijn bootje,
kom spelevaren
er is tijd genoeg mijn liefste.

Marije Verbeeck