Dagboek

De laatste dag zijn we op warm aanraden van Silvy toch overgestoken naar het eiland San Giorgo Maggiore , schuin tegenover het San Marcoplein, waar het werk van Peter Greenaway te zien is.  Zijn bewerking van het beroemde schilderij in de refter van het klooster San Maggiore was een belevenis. We waren te laat, maar mochten alsnog door, met gevolg dat we verdwaalden en langs twee lege kloostertuinen een donker halletje doormoesten. Een gordijn, nog een halletje, een dikke deur, en toen stonden we, als volkomen verdwaald uit de 21 ste eeuw in de bruiloft van Cana. Het werk van Paolo Veronese werd in zijn tijd al DE reden genoemd om naar Venetië te reizen, is door de Fransen na een of ander beleg meegenomen en hangt nu in het Louvre. Maar een waarheidsgetrouwe kopie hangt sinds twee jaar weer in de refter, op haar oude plek. En op deze kopie projecteert Greenaway zijn versie van het wonder van Cana, Shakespeareaanse teksten, beeldwisselingen en de prachtige omgeving waren een geweldige afsluiting van ons verblijf in Venetië.

Warm historisch Venetië. Verse vis in ons vertrouwde visrestaurantje (Tot over twee jaar!).  Vier dagen hebben we ons volgezogen met de wel enorme hoeveelheden kunst die overal zichtbaar en verborgen aanwezig bleken te zijn. Of ik nou blij was met de presentatie, door dir. Daniel Birnhaum bij elkaar gebracht weet ik niet. De tendens in de Giardini was streng. Kunst over kunst, over kijken, over ritme’s, patronen en behoorlijk sec in vergelijking tot bijvoorbeeld de vorige Biënnale.

Maar genoemd moeten worden:

Fiona Tan, de Nederlandse inzending. ( klik hier voor de inzending van Fiona Tan). Zo mooi heb ik het Nederlandse paviljoen nog niet mee gemaakt: zowel de indeling, de rust, als de wijze van presenteren. Ik heb diepe bewondering voor Fiona Tan gekregen, voor zover ik die al niet had. De kleine portretjes die ze maakte van bijvoorbeeld Sanne Wallis de Vries , die een beetje achteloos in een zijruimte te zien waren, naast het grotere epos achtige werk van Marco Polo, waren ruim, rustig, en ingetogen. Maar zeker ook lyrisch.

De  Ijslandse inzending was er een van ontspanning, en humor. Ik had al een beetje om me heen gekeken naar alle ernstige gezichten om me heen, het cognitieve gehalte van de presentaties, en hier zat een schilder in een badjas vier maanden zijn maat te schilderen -in de hoek wel 50 schilderijen van Maat in zijn zwembroek – en te zijn.

Over de Deens Noorse inzending is ook in onze kranten veel geschreven, de namenlijst is groot en ik vind dat ook wel heel mooi, dat de samenstelling, een vertelling, zo gecomponeerd door de samenstellersis dat het geheel sterk in zowel verhaal als kwaliteit is. Het Skandinavische paviljoen dit keer, toonde al het verleden en de aangekondigde dood van de jet set. Intelligent gedaan, goede integratie van aanwezige Skandinavische helden in een nieuw jasje: scheiding, verval, wanhoop. Je werd er als het ware naar toe gezogen…

De Mexicaanse inzending is de moeite van een voorbereiding waard. Of toch niet? Teresa Margolles heeft daar een indrukwekkend project neergezet onder de titel: ‘What else can we talk about?’ Familieleden van slachtoffers die gevallen zijn in de Mexicaanse drugsoorlog dweilen het Palzzo met water, vermengd met bloed van de slachtoffers.

De Arsenale was voor mij een meer vitale belevenis, met Jan Fabre als lokker aan weer een overkant van het water.

Het heeft geen zin om alles op te noemen. Nu, na twee weken heb ik al een groot aantal werken niet meer voor ogen. Later, in Frankrijk met vrienden de Biënnale besprekend concludeerde ik voor mezelf dat als de crisis al haar invloed heeft doen gelden, het te zien is in de soberheid en calvinistisch aandoende inslag van het enorme totaal.

Ik heb in Venetië twee catalogi gekocht, Tan en Fabre: en het derde kunstboek kocht ik in Padua, een kwartiertje rijden van Venetië: de Mariakapel door Giotto geschilderd.